Beelden (sculptuur)
De basis voor dit type beeld is star materiaal, zoals hout, steen, piepschuim of gasbeton. Door delen weg te halen ontstaan het beeld. Deze methode wordt de subtractieve methode genoemd. Weghouwen van materiaal zorgde voor de naam van de beroepsgroep van de beeldhouwers. Dit type beeld wordt aangeduid met sculptuur.
Het gereedschap van een beeldhouwer speelt een belangrijke rol. Het gereedschap voor hout is niet bruikbaar voor steen en omgekeerd. Vooral de hardheid van steen is belangrijk: sommige stenen zijn te hard voor stalen gereedschap. door speciale hardingstechnieken is ook harde steen goed te bewerken met het juiste gereedschap. Voorbeelden van zachte stenen zijn speksteen en galactose, iets harder zijn albast, serpentijn en kalksteen. Belgisch hardsteen, onyx, marmer en sodaliet ‘Blue royal’ zijn nog harder.
Het oppervlak van het werk kan onbehandeld blijven. Soms laat de beeldhouwer de sporen zien van het ruwe gereedschap, maar vaker wordt het werk geheel of gedeeltelijk gepolijst. Gedeeltelijk gepolijste steen heet ‘gezoet’.
In het verleden werden beelden vaak gekleurd. De vakterm is daarvoor gepolychromeerd.
Recente reacties